In de trein was het benauwd en broeierig, hoewel de kou zo langzamerhand ook binnen begon te dringen. En terwijl ik eens om me heen keek waar ik plaats kon nemen viel mijn oog op de twee nog lege stoelen, met daar tegenover een oudere heer die gekleed ging in een bijna op maat gesneden pak. Hij droeg het dan ook keurig, een wit overhemd dat je tegemoet straalde van schoonheid, een chique stropdas om, de onberispelijk gesteven pantalon en zelfs de onvermijdelijke gouden manchetknopen ontbraken niet.
Ietwat stijfjes begroette hij me, terwijl ik plaats nam op de stoel tegenover hem. Onderwijl zocht ik in mijn wat slonzige tas met tijgermotief en vond uiteindelijk waar ik zo naarstig naar op zoek was. Met dat Eureka-gevoel haalde ik uiteindelijk mijn telefoon eruit en speelde er wat mee. De WIFI werkte naar behoren, constateerde ik al snel.
En hoewel ik ontzettend moe was van de opgedane indrukken met afspraken in Utrecht die dag was ik bijna geneigd om deze man eens uit te horen. Hij leek me al met al, ondanks onze indrukwekkende verschillen – ik: chaotisch en bijna slonzig, hij: de eeuwige ‘gentleman’ die dat had uitgevonden – een interessante gesprekspartner.
Hij frummelde wat aan zijn rollator die tussen ons in stond en kreeg het ding uiteindelijk klemgedrukt tussen zijn benen, maar zweeg en scheen te genieten van het raamgeweld.
Nog maar twee haltes, dacht ik, en dan zou ik bijna thuis zijn en aan tafel kunnen. Even kleurden mijn wangen, want voelde zijn starende ogen op me rusten. Voorzichtig keek ik eens op en zag de man me nieuwsgierig opnemen, waarna hij zijn blik snel afwendde. Natuurlijk was het niet beleefd, conform de ouderwetse fatsoensnormen, om me geheel zonder schroom eens nader bestuderen. Zwijgend knipoogde ik eens richting hem en een flauw glimlachje drong zowaar door op zijn oude gezicht.
Hij was een knappe man geweest, ooit. Dat kon ik wel inschatten aan de hand van zijn karakteristieke gelaatsuitdrukkingen.
De trein stopte na de tweede halte op mijn eindbestemming en snel vluchtte ik richting de uitgang. Vloog het trapje op en nam een sprong richting het perron, waar ik prettig werd verrast door een vriend die me daar stond op te wachten. Terwijl we elkaar als altijd omhelsden, zag ik in mijn rechter ooghoek de wat oudere heer bijna tussen de twee dichtgaande treindeuren klem komen te zitten.
Snel wrong ik me los uit vriends’ wurggreep en sprong opnieuw richting de trein om de oude man door de reeds dichtgaande deuren te helpen en om zijn rollator aan te pakken. Met een van pijn verwrongen gezicht ontsnapte een zucht bij de man die zich woest omdraaide omdat het fluitje van vertrek van de trein alweer klonk. Hoewel dat absoluut niet nodig was, putte de man zich uit in wel honderden bedankjes en wilde ons zelfs op een kopje koffie trakteren. Helaas hadden we de tijd niet aan onszelf want diezelfde avond nog een afspraak en dus moesten wij bedanken voor zijn uitnodiging.
Terwijl we richting de roltrap liepen, draaide ik me nog een keer nieuwsgierig om naar de oudere man. Het leek of hij daarop stond te wachten. Hij nam als het ware met een elegant gebaar zijn imaginaire hoed af, bij wijze van laatste groet.…