Ik herinner me nog die blauwe maandagochtenden, waarbij ikzelf in nog halfslapende modus mijn werkkantoor binnenliep, en bij mezelf dacht dat een kop koffie vast alles goed zou maken. En dat ik dan richting de dichtstbijzijnde koffiemachine strompelde en daar dat groepje zogenaamd geanimeerd kletsende collega’s vond. Dat ik dan nog net op tijd er een zo opgewekt mogelijk een vrolijk klinkend “Goedemorgen allemaal” uitkraamde. Er opdracht gaf voor dat viezige bocht wat voor koffie moest doorgaan. Vervolgens iedereen vooral nog eens vriendelijk toeknikte, waarna ik maar naar mijn eigen bureau sjokte en deed wat over het algemeen van me verwacht mocht worden.
Daar… ik heb het gezegd. Vol verbazing las ik gisteren diverse blogposts waarin men zich beklaagde over collega’s. Ik moet eerlijk toegeven, dat dacht ik ook zelf wel, maar zei het nooit. Durfde dat ook niet te zeggen. Misschien omdat ik denk dat ik me dan heel erg op glad ijs begeef, want wie vertelt mij immers dan dat mijn ‘geanimeerde’ collega’s wel zin hadden om op kantoor te bivakkeren, minstens 40 uur per week of langer?
Wie zegt dat die gladde jongen die altijd dat witte voetje probeerde te halen bij de baas, zodra hij hem in de nabijheid rook, het daar wel zo leuk vond? Wie zegt dat het knapste meisje van kantoor inderdaad al die aandacht fijn vond? En wie snapt dan ook die collega die er altijd – wie weet, was hij wel slimmer dan de rest – de kantjes van af liep en meer bullshit verkondigde dan werk verrichte?
Ik durfde dat soort dingen nooit te roepen, omdat ik het niet aardig vond van mezelf. Dacht altijd weer, dat die collega’s vast en zeker net zo’n hekel hadden aan mij, als ik aan hen. Want zat ik niet gewoon in de verkeerde baan, bij dat verkeerde bedrijf, op een slecht moment?
En dan was ik nog net op tijd pleite, voordat men die hachelijke kantoortuinen introduceerde. Waar je de hele dag van die prikkels binnenkrijgt van werkende kopieer- en scanapparaten, binnenlopende faxberichten, en overige telefoonbellen en -fratsen. Om nog maar niet te spreken van het binnenkomen van al dat functionele geouwehoer wat op een kantoor – zelfs zonder kantoortuin – ook altijd heerst.
Na wat jaartjes thuis te hebben gezeten, kan ik nu wel stellen, dat ik nog wel eens terug verlang naar al die jaren van nietszeggende ergernissen. Ik durf zelfs te zeggen, nu, dat ik soms dat sparren tussen collega’s wel mis. En dat ik er alles voor zou doen, uitgezonderd die kantoorgeluiden natuurlijk, om zelf weer zo’n omgeving te creëren, met collega’s waarmee ik dan eindelijk wel die klik zal hebben.
Want de Kunst is natuurlijk om zulke leuke collega’s én werk te hebben, dat je elke maand weer blij verrast raakt dat je ervoor wordt betaald…