Als een schelp op een verlaten strand,
omringd door voetafdrukken in het zand,
lijk ik te schreeuwen als in een hartekreet,
wat niemand hoort, niemand weet
Zit ik hier tussen vier witte muren
die opdringerige eenzaamheid weg te turen
aan het gedekte tafeltje van mijn leven
soms wil ik er zo de brui aan geven
Als een vlinder in het holst van de nacht,
zoek ik een kier voor mijn toverkracht,
me die tijdelijke eeuwigheid aan te meten,
alsof ik word gedwongen mijn eenzaamheid maar te vergeten
Zo wacht ik stilletjes op een wonder,
van doorbroken muren in het bijzonder,
en besef dat ik toch met een lach en een traan,
mezelf overlevend door die eenzaamheid laat gaan
Als een hond die vragend pootjes geeft,
en af en toe naar een aanraking streeft,
zo draai ik de rollen soms weer om,
louter omdat ik die verrekte eenzaamheid verdom.