Stadskind

Voor iemand die graag zou geloven dat zure bommen en komkommers ergens in een vage fabriek en in blik ontstaan, lijkt het er verdacht veel op dat een beetje ploeteren in de aarde een soort van mijn eigenste nieuwe missie is. Nou ja, niets veranderlijker dan een mens, zeg maar.

Mijn balkon is mijns inziens een soort van uitgeschoven serre dat aan mijn woonkamer grenst. Ik heb dan ook de mazzel dat er nog een balkon boven me huist, zodat ik zelfs in een zomerse stortbui nog buiten kan vertoeven met een veilig dakje boven me.

Van kinds af aan had ik nooit echt die groene vingers, zoals bijvoorbeeld moederlief die wel heeft. Maar naarmate de jaren vorderen, ben ik toch iedere keer blij verrast als ik zie hoe moeders van haar balkon dat opgeruimde gezellige gazonnetje weet te creƫren. En echt, dat werkt aanstekelijk. Heel aanstekelijk.

Net als dat ik tegenwoordig erg blij word van perkjes langs straten en wegen met vers opkomende narcissen. Dat vrolijke gele, wat een nieuw seizoen en de Lente zo prachtig aankondigt.

Gisteren togen we dan ook gezamenlijk weer ‘es naar een tuincentrum. En met elk plantje dat mij wel aanstond, vroeg ik haar: ‘Kan dat?’, waarop moederlief steevast bijna verrukt ‘ja’ of ‘nee’ knikte.

‘Het is nog pas maart, kind, maar goh, als je deze mooi vindt, wat let je? Weet wel, dat je minstens om de dag je plantjes moet bewateren. En dat ze heel af en toe ook wat bemesting vergen,’ aldus moeders met dat knipoogje.

Di mama springt dan soms een gat in de lucht als ik ook ‘es wat aandacht schenk aan iets anders dan dat eeuwige Internet.

Dus kwam ik thuis met uiteindelijk wat anders dan die standaard viooltjes of geraniums, want hee, ik wil iets ‘anders’. Ik wil natuurlijk dat mijn balkon iets exceptioneels uitstraalt. Het mag wat mij betreft best frivool. Maar ik houd het bij die witte potten, en witte bloemetjes, allemaal in dezelfde trend.

Het maffe is, dat ik dan niet kan wachten totdat die plantjes verhuizen naar een plekje in mijn eigen potten. Met twee linkerhanden sla ik dan hard aan het werk om dat balkon een gezellige uitstraling te geven. En verbaas me achteraf altijd weer, dat die lelijke rouwrandjes onder mijn nagels er heus wel af te wassen zijn.

En als ik dan klaar ben, en al dat gemorste aardegrond zelfs netjes heb opgeveegd en het balkon gekuist en versierd is, dan wordt mijn stadse hart uitzinnig vrolijk van dat vrolijke verse Lentejasje. En dat verbaast mezelf – werkelijk waar – dan nog het meest…