Dit moest wel een droom zijn. Ik zag mezelf pianospelen in een nogal chic restaurant. Het was niet bepaald muzak wat ik speelde, ik hoorde mezelf zelfs vurig zingen zoals het een echte diva betaamt. Als ik niet zo bezig was met die toetsen te bepotelen, had ik zelfs die stap gewaagd om me in die galajurk bovenop die vleugel te draperen en mijn beste dramaqueen act tentoon te spreiden.
Toen, een paar dagen later, vielen er wat enveloppen op mijn deurmat. Ik opende die slakkenpost als altijd nieuwsgierig. Eén daarvan had een markant logo wat ik niet herkende, maar de slogan eronder luidde ‘conservatorium’. En ik sprong zowat een gat in de lucht omdat het een uitnodiging voor een kennismakingsgesprek inhield. Ik moest wel ‘ontdekt’ zijn.
Ik telde de dagen, uren, seconden, milliseconden, voordat ik daar op de proppen mocht komen. Op de dag zelf, was ik zo geradbraakt van de zenuwen, dat het me nog maar bitter weinig kon schelen. Ik liet mijn haar voor wat het was die ochtend, en écht het stond alle kanten uit. Mijn kleding bestond uit een oude gebleekte spijkerbroek, waar de rafels aanhingen, en een oud vaal zwart en vooral wijd T-shirt. Ik verslond die ochtend nogal wat koppen koffie, maar at niets, uit angst dat ik het er met dezelfde gang weer uit zou gooien.
Er stond me een ontvangstcomité te wachten, constateerde ik nogal nerveus. Drie wat oudere heren en een nogal statige dame stonden keurig netjes op en schudden me de hand na binnenkomst. En vroegen me plaats te nemen achter de vleugel om iets te spelen. Blijkbaar mocht ik zelf voor een arrangement kiezen, wat me direct blij stemde en daardoor liep alles gesmeerd, kan ik wel stellen. Nog twee stukken later, stond een van de heren op en begon het gesprek.
“Uw oma vertelde ons dat u reeds vanaf uw derde piano speelt! Zijn…”
‘Oma?! Oma?! Wat had mijn oma hiermee te maken’, dacht ik direct verontwaardigd. En ik begaf me reeds richting de dichtstbijzijnde uitgang.
“Uw oma werkt hier als docent, wist u dat niet?”
Ja natuurlijk wist ik wel dat ik het allemaal niet van een vreemde had. En dat mijn oma les gaf, ook dat. Maar dat gaf haar nog niet het recht om me op deze slinkse wijze te vertellen dat ik iets ‘moest’ met mijn talent. Toch? Dus bedankte ik het comité ietwat pinnig voor hun tijd en moeite en verliet het pandje. Nog dagen erna ziedde ik van woede vanwege de bemoeizucht van oma en wist dat ik voorgoed een mooie kans had laten schieten.
In iedere artiest – of iemand met creatieve ambities – schuilt een wezenlijke angst, wist ik immers. De angst dat iets of iemand dat wilde paard – dat los wil gaan in dat gulzig scheppende expressievermogen – gevangen neemt. Of voor altijd breekt, om te verworden tot een leeg karkas wat vervolgens moeite heeft met ademen.
Dat wilde paard dat deep down binnen mij leefde moest ik te allen tijde beschermen en koesteren.
En toen werd ik wakker…