Coronadagboek, dag 57

Gisteren opende ik nog nietsvermoedend en met wijd open ogen mijn Facebook tijdlijn. En scrollde wat verveeld door de berichten, soms waren dat complottheorieën, soms nieuws wat ik persoonlijk al als fake ervaar, totdat ik het bericht las van ene A. waardoor mijn maag letterlijk pijn deed van ellende.

Het bericht bevat haar euthanasiewens, mede vanwege deze Coronashit.

Mijn eerste reactie is dan direct bijna een schreeuw. “Nee, doe het niet!” En wil haar dan direct mijn verhaal doen van zo’n twintig geleden. Ja, ook ik zag het leven toen even helemaal niet meer zitten, zat er helemaal doorheen. Ben van het ene hoekje in mijn hersenpan, naar de andere gekropen. En al wat ik zag was narigheid. Ellende. En geen uitweg. Zelfs niet in de dood, want bij wijze van, had ik daar zelfs de kracht niet meer voor.

Ik zat letterlijk te vegeteren op mijn bankstel. Grondig. Vanzelfsprekend wijt ik het achteraf aan de verkeerde medicatie, waardoor ik ook niet de neiging had, of de wil, om ook maar iets op te pakken.

Na een poosje zo tussen wal en schip gezeten te hebben, pakte mijn moeder me op, bij de haren als het ware. Ik moest maar eens een poosje weer thuis logeren, bij mijn ouders.

Je moet weten, mijn ouders zijn bouwers – of verbouwers – zo je het noemen wil en altijd actief. ’s Morgens klussen ze. ’s Middags is er wat tijd voor de leukere dingen. Dat klussen is trouwens een weinig understatement. Ze werken zich het liefst uit de naad, tot de zweetdruppels hun vege lijf en hun bloed en ideeën gekookt hebben. En dat verwachtten ze min of meer ook van mij.

Stilzitten was er dus niet langer bij. Ik moest aan het werk. Schnellstens. Pas als mijn zweetdruppels parelden van mijn voorhoofd, mocht ik met een kopje koffie en een koekje genieten van een korte welverdiende pauze.

Dat werken in het zweet des aanschijns is me achteraf reuze bevallen. Ik bespeurde niet alleen dat ik nog wel iets kon doen of bewerkstelligen. Ik bouwde immers mee. En zag vooruitgang. Bovendien voelde ik me werkelijk ook lichamelijk beter na een uurtje of wat aan stevige transpiratie. Fysiek werk doet dat blijkbaar met je.

Binnen no time hebben mijn ouders, en met name mijn moeder me dus flink ‘gerepareerd’. Stilzitten was immers geen optie meer. Ondernemen is het motto. En dat liefst in fysieke toestand. Totdat je ’s avonds hondsmoe achterover valt in bed. En je ’s morgens weer wakker wordt, met nieuwe te beginnen plannen, met dat lijflijke baden in het zweet als traktatie. Als toetje.

Nog steeds als ik dreig weer even in die stilzitmodus te geraken, vlieg ik als het ware in paniek in actie. En elke keer verrast de uitkomst me weer…